Month: May 2020

Waarom de data niet altijd gelijk hebben

Waarom de data niet altijd gelijk hebben

Data zullen onze toekomst beheersen. Computers in allerlei vormen en maten zullen massieve hoeveelheden gegevens verzamelen over de wereld om ons heen en ons menselijk doen en laten. Superkrachtige algoritmes zullen deze data bliksemsnel analyseren om er allerlei conclusies en voorspellingen aan te koppelen. Zo zullen onze kleinkinderen later aan de computer vragen welk medicijn hen kan verlossen van die vervelende burn-out. Of welke partner hen echt gelukkig zal maken. Of welke werknemers ze maar beter kunnen ontslaan om hun zaak winstgevender te maken. Klinkt als science fiction? Volgens auteurs zoals Yuval Noah Harari kan het al zover zijn voor ik goed en wel kleinkinderen heb.

Misschien ben ik nu al hopeloos voorbijgestreefd in mijn denken, maar ik ben wat terughoudend om belangrijke beslissingen in de handen van datagedreven computeralgoritmes te leggen. Mijn ervaring binnen bedrijven leert me dat beslissen op basis van data-analyses veel meerwaarde kan bieden, maar helemaal niet zo eenvoudig is. En als het al moeilijk is op die kleine schaal, wat geeft het dan op gigantische schaal? Ik zie drie uitdagingen die voor mij nog onvoldoende beantwoord zijn.

De man die de wolken meet
De man die de wolken meet (Jan Fabre)

1. Illusie van objectiviteit

Met data werken is met cijfers werken. En als je op iets een cijfer plakt, dan lijkt het alsof je zuiver objectief en feitelijk aan het werken bent. In de praktijk moeten er heel wat subjectieve beslissingen genomen worden om tot cijfers te kunnen komen.

Stel: een supermarktketen wil de bezoekersaantallen per winkel meten. Enkele simpele voorbeelden van beslissingen die ze moeten nemen:

  • Tellen kinderen en baby’s mee voor de bezoekersaantallen?
  • Als iemand twee keer op een dag dezelfde winkel binnenkomt, telt die dan twee keer mee?
  • Wat als iemand snel binnen en buiten gaat om geld te wisselen of een lege kartonnen doos mee te graaien? Telt die dan mee als een bezoeker?

Dit zijn triviale vragen, maar ze hebben een impact op het uiteindelijke cijfer dat je te zien krijgt. En meestal is dat maar het tipje van de ijsberg:

  • Dataverzameling gebeurt door automatische systemen, die afgesteld moeten worden en bepaalde blinde vlekken hebben (bv. het aantal mensen wordt niet correct gedetecteerd als ze te snel lopen)
  • Dataverzameling gebeurt (mee) door mensen die belang hebben bij de uitkomst (bv. meer dan 1.000 bezoekers per dag betekent een bonus, en dus staat de inzamelbox voor lege batterijen achter de detector i.p.v. ervoor).
  • Dataverzameling varieert afhankelijk van plaats of tijdstip (bv. winkels in Limburg hebben een ander merk detector dan die in Brussel)

Het uiteindelijke cijfer dat je krijgt is dus geen onafhankelijk objectief gegeven, maar heel sterk context-gebonden. In sommige gevallen is die subjectiviteit overduidelijk (bijvoorbeeld bij de cijfers over Corona-slachtoffers viel al snel op dat er in het weekend minder gerapporteerd werd). Maar vaak is het moeilijk om de volledige complexiteit die zich achter een cijfer verschuilt te vatten. Dit is bijvoorbeeld een uitdaging voor directies die weinig contact hebben met de werkvloer en enkel beslissen op basis van rapporten met cijfermateriaal. Het gebeurt dat er dan verkeerde beslissingen genomen worden.

Het is niet onmogelijk om hier oplossingen voor te vinden, zoals expliciete definities die bepalen wat en hoe je gaat meten en tellen. Maar zelfs binnen kleine organisaties vraagt dit inspanningen en discipline. Als je op mega-schaal werkt met datasets waarin alles op één grote hoop gegooid wordt, hoe ga je daar dan mee om?

2. Data-tunnelvisie

Om beslissingen te kunnen nemen op basis van data moet je die data eerst te pakken krijgen. Voor sommige parameters is het relatief eenvoudig om de nodige gegevens te verzamelen. Het gaat dan meestal om korte termijn zaken of om geld (bv. hoeveel omzet hebben we afgelopen 3 maanden gedraaid?). Andere zaken zijn lastiger om te meten:

  • Waarom kiezen klanten voor ons i.p.v. voor onze concurrent?
  • Hoe graag werken onze mensen voor ons bedrijf?
  • Is ons huidig business model voldoende robuust om over 10 jaar nog relevant en winstgevend te zijn?

In contexten waar de klemtoon ligt op datagedreven beslissingen gaat er automatisch meer aandacht naar de parameters die makkelijk te quantificeren zijn. De meer kwalitatieve parameters krijgen minder aandacht terwijl ze wel relevant zijn. Zo ontstaat een tunnelvisie die kan leiden tot slechte beslissingen. (Zo had ik het in een eerdere blogpost over de spectaculaire ontploffing van de space shuttle Challenger).

Er zijn twee strategieën om hiermee om te gaan. Ofwel zoek je manieren om de kwalitatieve parameters toch te kunnen meten (bv. door de combinatie van vragenlijsten en het personeelsverloop krijg je een zicht op de tevredenheid van werknemers). Initieel geeft dit maar een ruwe benadering, maar als je dit blijft uitbreiden en verfijnen kom je uiteindelijk tot iets betrouwbaars. Ofwel ga je naast kwantitatieve analyses ook inzetten op kwalitatieve analyses. Die gaan niet rekenen met de gekende gegevens, maar onderzoeken welke ongekende gegevens relevant kunnen zijn. Zijn er parameters die we tot nu toe niet meten maar die een impact hebben op het succes van ons bedrijf? Zijn er innnovaties in onze sector die ons lange termijn business model kunnen bedreigen?

Volgens mij heb je beide strategieën nodig om goede beslissingen te kunnen nemen in complexe contexten. Algoritmes zijn heel nuttig voor de eerste strategie, maar veel minder voor de tweede strategie, want die vraagt out-of-the-box denken.

Can algorithms think out of the box?  Image by Markus Spiske from Pixabay

3. Hoe geef je de prioriteiten mee?

Data-analyses leiden niet altijd tot één enkele aanbeveling die boven alle andere uitsteekt. Moeten we inzetten op productlijn X, met een potentieel voor zeer hoge omzet maar lagere winstmarges? Of op productlijn Y, met een veel lagere omzet maar hogere winstmarges? Kies je als zwangere vrouw voor een behandeling die het risico op doodgeboorte vermindert met 0,005% maar het risico op zware postnatale depressies verdrievoudigt?

De ethische vraagstukken die bij artificiële intelligentie horen zijn een variant op dit thema. Ook hier gaat het over prioriteiten: moet een zelfrijdende auto plots uitwijken om een groep schoolkinderen te vermijden, ook als de passagier van de auto daardoor kan sterven? Algoritmes kunnen hierover allerlei data uitspuwen, maar om te beslissen moet je weten waar je prioriteiten liggen.

Een mogelijk antwoord is dat wij die prioriteiten moeten programmeren in de algoritmes. Maar zo simpel is het niet, want prioriteiten kunnen van persoon tot persoon verschillen. En sommige prioriteiten blijken moeilijk om te verwerken in algoritmes. Zo is er het voorbeeld van de Apple kredietkaart. De limieten werden berekend door een algoritme waarbij geslacht geen rechtstreekse parameter was, maar dat in praktijk toch bleek te discrimineren tegen vrouwen.

Een andere optie is dat het algoritme ons alle cijfers en kansberekeningen bezorgt zodat wij de beslissing kunnen nemen. Ook dit is in praktijk niet altijd realistisch. Mensen blinken niet uit in beslissen op basis van statistiek. Als we de keuze krijgen tussen 90% kans op overleven en 10% kans op sterven kiezen we voor het eerste, ook al komen beide scenario’s op hetzelfde neer. Meer cijfermateriaal gaat beslissen net moeilijker in plaats van gemakkelijker maken.

Mijn conclusie

Dit zijn mijn drie grote bedenkingen bij big data algoritmes. Benieuwd waar het effectief naartoe zal gaan. Ik neem me alvast voor om dit over 25 jaar te komen herlezen om te kijken hoe ver ik er naast zat ?

Image by Markus Spiske and Free-Photos from Pixabay

Gaan en blijven gaan?

Gaan en blijven gaan?

Soms vertellen mensen me dat ze het zwaar hebben op het werk. Dat is OK, en ik maak dan graag tijd om te luisteren wat er scheelt. Zo een gesprek is altijd anders, maar sommige dingen komen heel vaak terug. Schuldgevoel bijvoorbeeld. Mensen voelen zich schuldig omdat ze kreunen onder de druk. Ze vinden van zichzelf dat ze er beter tegen moeten kunnen. Dat ze moeten blijven doordoen om alle ballen in de lucht te houden. Want dat is wat Echte Succesvolle Hardwerkende Mensen doen: gaan en blijven gaan. Die zeuren niet over moe zijn, en kunnen door hun ijzeren wilskracht moeiteloos om met alle stress die nu eenmaal bij het werk hoort.

Ik ben ervan overtuigd dat dit niet klopt. Torenhoge stress is toxisch en hoort er niet zomaar bij. Dat schuldgevoel is niet nodig en zelfs contraproductief. En die succesvolle mensen waar we naar opkijken? Zij zijn er volgens mij net heel goed in om balans op te zoeken en te bewaken. In plaats van altijd maar te gaan en te blijven gaan zorgen ze voor witruimte in hun agenda. Tijd om buiten te komen, te lezen, te sporten, te reflecteren, te schrijven, te laten bezinken. De invulling varieert, maar in essentie blijft het hetzelfde: tijd om los te komen van de constante stroom van werk en todo’s.

Under pressure wind up snapping in the end - Foo Fighters

Het is deze strategie die ik zelf probeer te volgen. Waar ik kan probeer ik tijd te kopen. Door poetshulp in te schakelen, door 4/5 te werken, door een vol jaar bevallingsverlof op te nemen. Maar ook door blokken zonder meetings te voorzien in mijn agenda, door mijn telefoon uit te zetten op de trein, en door boterhammendozen al ‘s avonds te maken. Zo weet ik dat ik niet continu aan het crossen ben van de ene todo naar de andere, maar voldoende ademruimte heb tussenin.

Dit is mijn nummer 1 strategie om mijn stressniveau op een gezond peil te houden. Dat helpt mij om het overzicht te bewaren, het verschil te maken tussen de grote en de kleine dingen, en zo de juiste prioriteiten te stellen. Maar het is ook belangrijk voor mij omdat ik met mensen werk. Als ik te veel stress heb, dan is die menselijke interactie het eerste dat daaronder te lijden heeft. Er is dan te weinig ruimte in mijn hoofd voor het perspectief van anderen, en dan verdwijnen de voelsprieten die me helpen om te begrijpen wat er in hen omgaat. Ik probeer dat dus zo veel mogelijk te vermijden. En als er dan iemand het zwaar heeft, dan heb ik tijd, en dan kan ik echt luisteren.

Image by Manfred Richter from Pixabay

Niet alle uren zijn gelijk voor de klok

Niet alle uren zijn gelijk voor de klok

Tijd heeft vele gezichten. Er is onze subjectieve ervaring van hoe lang iets duurt. Deze perceptie van tijd varieert van mens tot mens en moment tot moment, en is heel lastig om in cijfers te vangen. Helemaal aan het andere uiterste is er de ruimtetijd van Einstein: universeel geldig in het heelal, en exact te berekenen (voor wie daar zin en tijd voor heeft, ik pas). Ergens daartussenin heb je onze biologische klok. Deze is relevant voor ons allemaal en er is heel wat wetenschappelijk onderzoek naar, maar dit is eerder een kwestie van statistiek dan van exacte formules. En ten slotte is er uiteraard onze standaard objectieve tijdsindeling: de dag opgekapt in uren, minuten, seconden. Alles netjes in vakjes, makkelijk te becijferen, en voor iedereen exact hetzelfde.

Janus, Griekse god van de tijd met (slechts ?) 2 gezichten.

Het is dit laatste, objectieve gezicht van tijd dat ons werkleven beheerst. De wekker gaat om 6u, de trein vertrekt om 7u24, om 9u begint de eerste vergadering en we hebben een arbeidscontract waarin staat dat onze werkdag 8 uur duurt. We beschouwen dit als logisch en vanzelfsprekend, maar dit is eigenlijk een recent gegeven, en niet in elke context even logisch.

Al 9 uur gewerkt vandaag. Goed bezig… of niet?

In industriële contexten werkt het concept van de standaard werkdag met de vaste uren best goed. Ik denk dan aan fabrieken waar arbeid ingezet wordt om machines in productielijnen te bedienen. Hier komen een aantal factoren samen:

  • De machines moeten allemaal tegelijk draaien om de productielijn te kunnen laten lopen. Iedereen moet dus op dezelfde, voorspelbare uren aanwezig zijn.
  • De productiviteit is rechtstreeks afhankelijk van het aantal gewerkte uren. Als iedereen een half uur vroeger naar huis gaat zijn er 2 auto’s minder gemaakt (of 200 dozen koekjes).
  • Creativiteit en origineel denkwerk zijn niet belangrijk. Integendeel, het werk is voorspelbaar en bestaat uit telkens opnieuw dezelfde handelingen.

Het komt erop neer dat de machines zo optimaal mogelijk moeten werken. En dat is een kwestie van zo veel mogelijk uren draaien. En dan is het inderdaad zinvol om loon te betalen op basis van gewerkte uren en iedereen op hetzelfde moment te laten starten. Maar hoe zit het met kenniswerk? Voor jobs in marketing, productontwikkeling, software development, journalistiek,… zijn de factoren net het tegenovergestelde:

  • We moeten niet met zijn allen op exact hetzelfde moment aan het werk zijn. Er zijn natuurlijk gezamenlijke overlegmomenten, maar niet de hele tijd en niet met iedereen tegelijk.
  • Onze productiviteit is niet rechtstreeks afhankelijk van het aantal gewerkte uren. Het is niet omdat je voor een scherm zit dat je ook effectief veel werk gedaan krijgt.
  • Creativiteit en origineel denkwerk zijn heel belangrijk. Niets is routine.

Dit is een heel ander plaatje. Voor kenniswerk komt het er op aan dat ons brein zo optimaal mogelijk moet kunnen werken. Maar wat betekent dat? Die vraag boeit mij en ik lees vaak boeken die inzichten aanreiken gebaseerd op wetenschappelijke kennis van hoe ons brein werkt. Wanneer het over werken en tijd gaat komt hieruit heel sterk naar voren dat onze biologische klok belangrijker is dan we denken. We associëren die standaard met ons dag-nacht ritme, maar die biologische klok bepaalt ook wanneer onze cognitieve vermogens op hun best zijn, en wanneer we beter pauze nemen. Om het met Daniel Pink te zeggen:

We are smarter, faster, dimmer, slower, more creative, and less creative in some parts of the day than others.

Deze quote komt uit When: The Scientific Secrets of Perfect Timing. Dit is een heel praktisch, toegankelijk boek dat toont hoe we de wetenschap rond onze biologische klok kunnen gebruiken om efficiënter te werken. Dit zijn enkele van de aanbevelingen:

  • Lunchbreaks zijn essentieel. Wie minder uren werkt om ‘s middags buiten te sporten en te eten werkt efficiënter dan iemand met een langere werkdag zonder lunchbreak.
  • Uitslapen is geen luxe. Wie ‘s ochtends te vroeg opstaat en daardoor te weinig slaapt heeft een verminderd geheugen en slechtere aandachtsspanne.
  • Korte pauzes doen wonderen. Wie lang aan een stuk doorwerkt zonder regelmatig te pauzeren maakt gemakkelijker fouten. Elk uur 5 minuten pauzeren om wat rond te wandelen, een babbeltje te doen en je drinkbus bij te vullen is geen tijdverspilling maar helpt net om efficiënter te werken.
  • Powernaps en ook siësta’s geven een boost aan je cognitieve vermogens.

Dit zijn enkele van de redenen waarom het geen goed idee is om een nachtje door te doen om te studeren voor een examen, of om in Corona-tijden om 4 uur ‘s nachts op te staan om je job als kenniswerker te doen, of om consequent je lunchpauze over te slaan. Maar dit alles betekent ook dat het contraproductief is om van kenniswerkers te verwachten dat ze om 8u30 met hun werkdag starten, en hen te betalen op basis van gewerkte uren zonder pauzes mee in rekening te brengen. En toch is dat vandaag op heel veel plaatsen de norm. De gevolgen daarvan zijn soms pijnlijk om te zien. Mensen die van 15u30 tot 16u doelloos rondscrollen in hun inbox omdat ze dan pas naar huis mogen. Mensen die een hele dag doorwerken zonder pauze te nemen, omdat ze die pauzes dan moeten compenseren door langer op kantoor te blijven en daardoor niet op tijd aan de kinderopvang zouden geraken. Mensen die op het werk blijven hangen tot 19u zonder echt productief te zijn, maar dan wel extra overuren en de badge ‘gerespecteerde harde werker’ meekrijgen.

Hoe komt het dat we de wetenschappelijke inzichten (nog) niet volop inzetten om slimmer en efficiënter te werken? Veel mensen weten wel dat ze zich beter voelen als ze minder uren aan een stuk kloppen, maar we trekken dat niet door op het werk. Onze arbeidsethiek en ons wettelijk kader zijn een waarschijnlijk deel van de verklaring, maar die dingen zijn gelukkig niet voor eeuwig in steen gebeiteld. Ik ben alvast benieuwd hoe dit gaat evolueren in de komende decennia.

Image by aytuguluturk from Pixabay